10 april 2008

Ik/Me

Ik loop in de supermarkt in Nijeveen en iemand achter me zegt “Mooi weer he?” Ik draai me om en beaam. Het is inderdaad prachtig weer. Koud en zonnig. “Da’s mooi voor je. Kan je lekker fotograferen.” Mensen hier zijn aardig. Ze wensen me het beste toe. Ze denken dat ik een mooiweerfotograaf ben. En dat is een compliment. Ze zijn zelf mooiweerfotografen. Want het zou niet in hun hoofd opkomen om de camera te pakken als het regent dat het giet of ‘s avonds als het zo donker is dat je een sluitertijd van een paar minuten nodig hebt. Ik denk niet dat ze hun wekker op half 7 zetten om op te zijn voordat de zon dat is omdat het gras in de velden dan zo mooi van kleur is. Ze pakken hun camera als de zon schijnt en er iets leuks te zien is. Als het mooi weer is is het goed fotograferen.
Ik probeer al jaren van het imago van fotograaf af te komen. Het lukt niet. Als je met een camera gezien wordt en kunstenaar bent wordt je automatisch fotograaf. Soms probeer ik ze weg te moffelen, die camera’s maar dan is er toch weer een beeld dat mijn aandacht trekt en stiekum grijp ik dan in mijn tas. Dat lukt nog met de Canon of de Hasselblad. Maar ik heb ook een camera die zo groot is dat er geen onontkomen aan is
Begrijp me niet verkeerd, ik hou van fotograferen. Maar ik hou ook van rare installaties bouwen en dingen filmen die bewegen in de wind en af en toe een performance doen of een stukje schrijven. Soms raak ik maanden geen camera aan.
Ik vroeg Kik of ze de woorden “Monique Besten, fotograaf” van de site wilden halen. Dat deden ze. En verdomd. In de weken daarna heb ik hoofdzakelijk polaroidfoto’s genomen. Het is alsof de duivel ermee speelt. Dat gebeurt me wel vaker. Toen ik op de Rietveld Academie studeerde koos ik na veel aarzelen voor de afdeling fotografie. Na drie maanden had ik nog geen fatsoenlijke foto geschoten. Ik stapte over naar de afdeling “vrije richting” en prompt sloegen mijn camera’s op hol. Ik fotografeerde non-stop.
Ook nu weer. En ik geef toe. Soms noem ik mezelf fotograaf. Als ik op huizenjacht ben bijvoorbeeld. Omdat mensen nou eenmaal liever hun huis verhuren aan iemand die braaf plaatjes schiet dan aan iemand die als een wildeman met verf smijt. Ik doe geen van beide maar dat terzijde. Beeldvorming en vooroordelen. Daar kunnen nog heel wat woorden aan vuilgemaakt worden.
Ik hou van fotograferen maar ik ben geen fotograaf. Ik hou ook van schrijven en ik ben ook geen schrijver. Geen kok. Geen performer. Geen danser. Geen sporter. Soms overweeg ik om mezelf “beroepsmatig kijker” te noemen maar daar schiet ik ook niet zoveel mee op.
Hoe belangrijk is het eigenlijk dat het beestje de juiste naam heeft? Hoe belangrijk is het dat mensen weten dat ik het afgelopen jaar meer tijd heb besteed aan het vouwen van papieren vogels uit mijn oude geschiedenisboeken (ik ben ook geen historicus, al mag ik die titel wel voeren, inclusief het doctorandus dat ik alleen af en toe inzet als ik subsidieaanvragen of klachtenbrieven schrijf) dan aan het nemen van foto’s? Waarom wil ik dat ze weten wie ik ben?
Ik kom weer terug bij waar ik begonnen ben. Graigie Horsfield (zie ook deze blog). “But no self is conceivable in isolation and consciousness is born in relation.” Tijd voor een zelfportret. Met camera.

Veld, boomoog/Field, tree eye


8 april 2008

Paarden/Horses


Wonderlijke beroepen/Strange professions

Dagen als deze zijn op een hand te tellen. Rijp op het gras, slome zonnestralen. In de loop van de dag laadt de zon zich op. Oefenen voor de zomer. Dat werd ook wel eens tijd.
Ik fiets, camera’s om mijn nek, statief op de bagagedrager. Mijn ogen op de optimale kijkstand. Iedere beweging is een mogelijk prooi. Het stuk plastic in een tuin verderop in de straat waar ik al verschillende keren verlekkerd naar heb zitten kijken wordt eindelijk mooi uitgelicht. De sx-70 (voor niet-ingewijden: een ouderwetse opvouwbare polaroidcamera met minimale instellingsmogelijkheden en een mooie lensje) klikt tevreden. De buren houden me onopvallend in de gaten.
Op de kaart zag ik de Wapser-landen liggen. Een groen gebied tussen Wapserveen en Wapse. Ik sla rechts af bij Darp, vind een droom van een stoppelveld en blijf steken in het Uffelter Veen. De Wapser-landen lopen niet weg. Als ik via Havelte terug naar huis fiets passeer ik twee mannen die strepen maken op de weg. Ik sla ze op onder het kopje “wonderlijke beroepen”. Daar bevindt zich ook een man die ik in Bratislava zag, hij liep door de straten met een kleine container op zijn rug waar een slangetje uitkwam met een spuitmond waarmee hij gif spoot op het onkruid tussen de stoeptegels. Misschien moet ik mezelf er ook bij zetten. Je verbazen over mannen die strepen zetten op de weg en daar je werk van maken is misschien wel net zo wonderlijk als wat die mannen doen.