31 maart 2008

Spiegel / Mirror

De Amerikanen komen! Buurtbewoners hier reageren onverdeeld kritisch. “Nou, ze komen er mooi niet in,” zei de buurman toen ik het bord met diezelfde zin buiten zette. Ik stak mijn hand op met de sleutels van de Kaashal en zwaaide ze heen en weer. “Mooi wel!” Hij lachte als die spreekwoordelijke boer.
Het is ook een rare zin. En ik weet niet of ik mijn drie vrienden er recht mee doe. Drie mensen die toevallig aan de andere kant van de oceaan geboren zijn. Een man die in zijn vrije tijd een boeddhistische superheld is, een jonge vrouw die dankzij haar gevleugelde woorden het vliegen al aardig onder de knie begint te krijgen en een kunstenaar die letterlijk en figuurlijk de kunst afkijkt bij zijn meer wetenschappelijk georiënteerde medemens. Drie unieke persoonlijkheden, alle drie afkomstig uit dat land dat vroeger bekend stond als het land van de onbegrensde mogelijkheden en waar men hier tegenwoordig geen goed woord meer voor over lijkt te hebben.
Waarschijnlijk voelen mijn buitenlandse collega-kunstenaars zich net zoveel Amerikaan als ik mij Nederlander voel. Maar daar liggen nu eenmaal hun wortels. En ondertussen zijn ze wat ze zijn. “Amerikaan” is een gemeenschappelijke noemer. Een aanduiding van afkomst. Niet meer en niet minder.
Maar het gaat ook niet om hun Amerikaan-zijn. Het gaat om de zin die een herinnering is aan een tijd waarin deze woorden tot uitgelaten vreugde leidde. Een zin uit een tijd die ik alleen ken in zwart-wit. Een tijd die mijn buurman misschien nooit bewust heeft meegemaakt. Maar ik al helemaal niet.
De Amerikanen komen! De man die vanavond bij mij voor de deur stond keek er iets genuanceerder naar. “Dat kan goed nieuws zijn of slecht nieuws,” zei hij. Ik lachte omdat ik dacht dat hij het begreep maar voor ik hem kon complimenteren met zijn uitspraak had hij al een keuze gemaakt. “Waarschijnlijk slecht nieuws,” zei hij. Als er gekozen moet worden wint het heden het meestal van het verleden. En heden ten dage is de Amerikaan een boeman. Een hersenloze opgeblazen machtwellustige mediageile medemens. Een Bush of een Schwarzenegger.
In het Irak anno 21e eeuw klinkt het “De Amerikanen komen” natuurlijk anders dan in een Nederland van al weer 63 jaren terug. De helden van gisteren zijn de overheersers van vandaag. Maar net zozeer als toen bestaat ook nu De Amerikaan natuurlijk net zo min als De Nederlander.
Wat ik dan bedoel als ik een poster laat printen met levensgroot de zin “De Amerikanen komen!”? Niet meer en niet minder dan dat ik blij ben met de komst van drie bijzondere kunstenaars die afkomstig zijn uit een continent dat zijn naam dankt aan een Italiaanse ontdekkingsreiziger. En dat de poster ook nog eens dienst doet als spiegel is natuurlijk een niet onverwacht voordeel.

(Zie ook 24/3/2008 en New Riddles & Constellations 4)

Akkerland / Arable land



Grasland, ongemaaid. Akkerland, vers geploegd. Wuifend koren. Wiegende maisvelden. Of uitgedroogde stoppels als kruizen op een militair kerkhof.
Ik heb iets met velden dat ik niet met bossen heb of zeegezichten. Wat het precies is weet ik niet. Misschien heeft het te maken met mijn jeugd. De eindeloze ritten door de weilanden naar school, de autotochtjes door het Twentse landschap, de schuilhutten in de mais, de kieviten boven het weiland. De oogstfeesten in de late zomer, de geur van platgetrapt gras vermengd met versgemorst bier en daarna in de vroege uurtjes op de fiets naar huis onder de langzaam vervagende sterrenhemel, lichtelijk bedwelmd door de geur van de dauw die zich verspreidt over de groene velden.
Ik zag ooit in het Groninger Museum een schilderij van een Russische schilder, Archip Koeïndzii, getiteld Steppe. Een klein schilderijtje met een groene vlakte die in de verte blauwig overging in de grijze horizon. Het was de eerste en enige keer dat ik huilde bij het zien van een schilderij.

Dode vogel / Dead bird

27 maart 2008

Darp

“Hoe zou het in Darp zijn?” dacht ik vanochtend. Dat had ik nog nooit eerder gedacht. Ik pakte mijn fiets (die eigenlijk de fiets van mijn overbuurvrouw Loes is) en fietste naar Darp. Het was een mooie dag om naar Darp te fietsen. Om waar dan ook naartoe te fietsen.
Ik zag veel handgemaakte kleine molens in keurig onderhouden tuinen, zeven reeën, een handvol roofvogels, blaffende honden en hier en daar nog een ten dode opgeschreven sneeuwpop - de meeste sneeuw was gisteren al verdwenen. En dat allemaal nog voordat ik in Darp aankwam.
Het laatste stukje fietste ik door het bos over een fietspad dat net gefatsoeneerd was door drie ijverige mannen in oranje jassen. Een vers geharkt fietspad door het bos, een mooiere entree had ik me niet kunnen wensen.
De zon scheen in Darp, er werd gewerkt maar niet te hard. De huizen waren niet eens zo lelijk en er stonden veel bomen. Een dorp met veel bomen is automatisch mooier dan een dorp zonder bomen. Ik zag mezelf daar wel wonen. Het liefst ergens aan de rand. Ver weg van het voetbalveld dat uiteraard onderdeel van het dorp uitmaakte. Geen dorp zonder voetbalveld. Of misschien wel geen Darp zonder voetbalveld.
Het allermooiste deel was het Darper bos dat waarschijnlijk niet zo heet maar dat ik voor de gelegenheid maar zo heb gedoopt. De bomen poseerden voorbeeldig, ongetwijfeld aanvoelend dat er niet meer zo veel kansen komen om vastgelegd te worden op met uitsterven bedreigde polaroid film. Er vlogen hommels over het pad. Mooier kon het niet worden. Ik fietste weer naar huis.



26 maart 2008

Binnenstebuiten/Inside out

Vandaag

De sneeuw is weg. Ik pel af en toe een overgebleven paaseitje en deponeer de glimmende propjes papier op de hoek van mijn bureau of de rand van een tafel. Toen ik straks hier en daar zo’n propje wegplukte om ze in de prullenbak te gooien stond ik opeens met de piepkleine goudkleurige boeddha in mijn hand. Hij leek het niet erg te vinden dat ik hem verwarde met een glimmend propje papier. Ik zette hem terug op zijn plek, met uitzicht op het chocolade eendekuiken dat voor een kleine boeddha monsterachtige proporties heeft. Het kuiken komt uit België, is handgemaakt en te mooi om op te eten. Thuis in Amsterdam heb ik nog zo’n chocolade dier van het afgelopen jaar. Maar ondertussen wel vlees eten (die worstjes van de bioboer zijn heerlijk!). Mensen zijn bij tijd en wijle belachelijk. Zo ook ik.

Kolderveen. Geen nieuws al is alles ook vandaag weer nieuw. De loodgieter was er om hardnekkige luchtbellen uit de verwarming te laten ontsnappen. Hij heette Jan, dat zag je zo. De rode mammoet hees grasmatten op het dak van het huis van de architect. Oranje mannetjes bewogen zich lichtvoetig heen en weer om de vegetatie op z’n plaats te krijgen. Ik scande foto’s van gevlekte bomen en zag mijn toekomst in de figuren die tevoorschijn kwamen bij het verbinden van de vlekjes. Het ziet er rooskleurig uit.

Dat doet me goed. In mijn maalhoofd liepen vannacht alle plannetjes die nog uitgevoerd moeten worden uit de maat en al die onregelmatige passen hielden me wakker. Niet dat ik dat erg vind. Ik sluimer liever dan ik slaap. Om 7 uur kwam de mammoet al weer stampvoetend langs. Ik stond op en zag dat de knoppen van de kastanje op springen staan. Lente heet dat.

Ik wijdde de dag aan het schrijven van brieven aan bijzondere mensen. Niet alleen komen er binnenkort drie Amerikanen het terrein bevolken, hopelijk kan ik ze voorstellen aan een aantal speciale gasten. Ik schreef een schrijver die graag bijenchoreograaf zou zijn, een astronoom die verstand heeft van zwarte gaten, een kunstenaar die tegelijkertijd kok is, een componist die zich gespecialiseerd heeft in het opnemen van vogelgeluiden en nog een aantal anderen. Een zoektocht naar gelijkgestemden die net als ik graag rondwandelen in het grensgebied tussen kunst en alledag.

24 maart 2008

De Amerikanen komen!

Ik heb drie kunstenaars uitgenodigd om drie weken lang met mij op het Drentse platteland te wonen en te werken. Het had nog heel wat voeten in de aarde (=veengrond) maar over drie weken steken ze de oceaan over. Mary Rothlisberger, Jason Ferguson en Christian French. Het is nu al soms alsof ik door hun ogen kijk, alsof zij door mijn ogen kijken.

19 maart 2008

17 maart 2008

Vandaag

Nijeveen. Boodschappen. Ik fiets een rondje door het dorp en fotografeer heimelijk de molen, hopend dat niemand me ziet. Naast de supermarkt is een café met ski’s aan de buitenmuur en een boot op het dak. De boot begrijp ik, het water is niet ver te zoeken. Giethoorn, het “Venetië van het Noorden” ligt 6 kilometer in de verte. Ik fietste er vorige week heen en nam een foto van de “Gietse soes” die bij mijn koffie werd geserveerd en sinds gisteren als screensaver op de desktop van een Amerikaanse vriend in Seattle prijkt. Hij noemt het de “mountain of sweetness”.
Ik koop toiletpapier, een fles wijn, tauge, een krop sla, twee bananen en een kinderei. Op het aanplakbord hangt een foto van een weggelopen konijn. Goed nieuws.
Terugfietsend naar huis zie ik een mediterraan tafereel, grijze mannen die jeu de boules spelen op speciaal daarvoor aangelegde banen. 10 tellen later schiet me het inheemse spel met de dubieuze naam “klootschieten” te binnen. Natuurlijk. Niks jeu de boules.
De feesttent die me zaterdagnacht uit mijn slaap hield wordt alweer afgebroken. De koeien van de dokter grazen onverstoorbaar. Overal ligt het gras er keurig gemaaid bij. Zo is dat in een dorp. Want de buren mochten eens denken ..........
Iedereen die ik tegenkom zegt “hoi”. Ik ken hier niemand.

In-between


16 maart 2008

mozaïek/mosaic (try out)



Er zijn 7.032 plakjes kaas nodig om de vloer van de Kaashal te bedekken. Ik vind de wat oudere kaas van UnieKaas mooier dan de jongere variant vanwege de vorm en de donkere rand. Ik stel me een parcours van loopplanken voor boven de kaasvloer, zoals je wel ziet in moerassige wandelgebieden. Hoe lang zou het duren voor de kaas gaat schimmelen? Hoe lang zou het duren voor de schimmel de kaas overwoekert? Een prachtige symmetrische vloer die in de loop der tijd in een levend landschap verandert.

English
I would need 7.032 slices of cheese to cover the floor of the Cheese Hall. I prefer the older variety of Uniekaas over the younger variety because of the shape and the dark edges. I imagine footplanks about 4 to 8 inches over the cheese floor, like you see in swampy walking areas. How long would it take for the cheese to get mouldy? How long would it take before the mould overgrows the cheese? A beautifyl symmetrical floor that changes into a living landscape over time.

14 maart 2008

Gootsteen/Sink



Zuid-Amerika?/South America?

13 maart 2008

Het alziend oog/The all-seeing eye



meer hierover/more about this

Mannen die wolken maken/Men making clouds


En weer die wind. En de geur van modder. Ik zag de grutto en de kievit en de ooievaar en ik schakelde de fiets in zijn laagste versnelling. Er waren pluizige koeien en mysterieus koopwaar langs de weg. In Giethoorn zocht ik mezelf maar alle herinneringen aan dat uitstapje met papa en mama lang geleden waren vervangen door andere, nieuwere. Kennelijk stof ik mijn hoofd beter af dan mijn huis.
Ik liep door een winkel vol stenen en vroeg me af of een onverbeterlijke perfectionist uit ontelbare prachtige exemplaren een keuze kan maken. Ik koos en slaagde met vlag en wimpel. De mooiste, ik weet het zeker. En naar buiten lopend dook toch een herinnering op. Maar niet van hier, van mijn geboortedorp en van kleine doosjes met glimmende stenen en een moeder die boos was omdat ik mijn zakgeld aan zoiets nutteloos uitgaf. Sommige dingen vergeet je nooit.
Ik fietste terug en zag de weerspiegeling van een paard en mannen die verbeten wolken maakten. Het veldje voor mijn woning was leeg en verlaten. Iemand had het monster meegenomen. Ik mis het nu al.

(English version)
And again the wind. And the smell of mud. I saw the black-tailed godwit and the lapwing and the stork and I put my bike in its lowest gear. There were fuzzy cows and mysterious merchandise along the road. In Giethoorn I looked for myself but all memories about the outing with mum and dad long ago had been replaced by different, newer ones. Apparently I dust my head better than I dust my own house.
I walked through a shop filled with stones and wondered how an inveterate perfectionist can choose between innumerable gorgeous specimen. I chose and passed with flying colours. The most beautiful one, I’m sure. And when I walked out of the shop a memory did surface. But not of Giethoorn, it was a memory of the village where I was born and of small boxes with shiny stones and a mother being angry because I spent my pocket money on something so useless. Some things you never forget.
I biked back home and saw the reflection of a horse and men grimly making clouds. The field in front of my house was empty and deserted. Somebody had taken the monster away. I miss him already.

12 maart 2008

Rode kool/Red cabbage


Het monster slaapt. Je zou het niet zeggen zoals het daar staat, groot en groen op vier hoge poten, uitkijkend over mijn keuken, maar vanochtend nam ik de proef op de som en reed onverschrokken de grijze vuilnisbak naar de weg. Hij gaf geen krimp. Manmoedig liep ik nog een keer heen en weer om de post uit de brievenbus te halen, er zat een envelop in met een droevige cd met vier zingende mannen en in het bijgesloten boekje de opmerking “elke zanger moet ervoor oppassen dat hij, wanneer hij lamentaties zingt, geen enkele versiering maakt, omdat anders het trieste karakter zou omslaan in een te vreugdevolle sfeer.” Het regende. De vogels konden ternauwernood tegen de wind in vliegen.
Ik maakte een foto van twee kleine rode kolen. Ik weet niet zo goed wat ik aanmoet met die kolen. Ze zaten in mijn groentenpakket (zie Monique B). Ik zou ze op kunnen eten. Maar hoe? Ik kom niet verder dan rode kool met appeltjes en aardappelpuree en ik houd niet van rode kool met appeltjes. Of van aardappelpuree. Toch ben ik blij met de rode kolen. Met deze en de andere.
De eerste rode kolen stonden in een boek over Craigie Horsfield. Ik kocht het kort voordat ik naar Kolderveen “verhuisde”. Het lag verloren in de uitverkoop, een dik boek met een circuspaard voorop. Wie was dat ook alweer, Craigie Horsfield? Ik wist het niet meer maar het boek was onweerstaanbaar aantrekkelijk. Niet alleen vanwege de prachtige foto’s van nijlpaarden en rode kolen maar ook vanwege iets dat ik door de vele tekst heen voelde sluimeren. In de introductie schrijft hij “As we read each of us experiences differently, we are within this, we place ourselves towards others, so that there is the story, here on the page, the story we bring as readers, and that which is between us: this complex of relation. We attend to this between, the story and ourselves, bring our experiences, our stories of our experience, recognise and in our recognising enter into our own lives. This is our engagement as audience, these tenacious, these “sticky” connections, the things we bring with us, understanding, enquiry, compassion perhaps...This is something which happens now between us. In this action is described art, and it could be said of a picture, an event, a gesture, a shadow; but it is in the between, and if this between fails there remains only separating detritus: information, document or witness, unrealised, inert, sterile matter. But this misleading is perhaps misleading as though it were space, distance, and separation, when it is rather place, our present being. This is how the world occurs, and not in parts but entire and presently, the way we happen.” (uit “Introduction” door Craigie Horsefield in zijn boek Relation, p. 37). Later, op de website van zijn Engelse galerie las ik een korte samenvatting over zijn werk: “In Horsfield's work photographs form a small but significant part. Most of his recent photographs were made as part of collaborative social projects. As with much of his work, they are concerned with how we stand in relation to one to another, how relation, constantly in flux, determines community and how individuality is inextricably bound to relation, rather than alienation or separation. In his work, Horsfield integrates elements that are usually given over to politics, philosophy and ethics, so that art forms only one element among others in a complete thought process.” (http//www.frithstreetgallery.com/horsfield.html)
Hierover later meer. Nu terug naar de rode kolen.
Want er waren er meer. En één was achtergelaten. Ik fotografeerde de kool vorige week tijdens mijn eerste wandeling rondom Kolderveen, waarbij “rond” een relatief begrip is omdat alle wegen kaarsrecht op elkaar staan en de wandelroutes uit vierkanten bestaan.
Ik houd ervan om te onderzoeken hoe de dingen zich tot elkaar verhouden. Hoe een rode kool opeens kan veranderen in een rode draad. Hoe alles met elkaar verbonden is op soms overzichtelijke maar vaker nog toevallige en mogelijk ook fantastische wijze. Natuurlijk wist ik het al maar Craigie Horsfield doet me weer inzien dat voor mij kunst maken gaat over hoe de dingen in relatie tot elkaar staan. Kunst maken gaat over verbindingen leggen tussen mijzelf, mijn werk en de kijker. Het gaat niet in de eerste plaats om het werk maar om wat er tussen het werk en de betrokken personen gebeurt.
De foto van “mijn” kolen is overigens mislukt. Vanavond eet ik ze op.

(English version)
The monster is asleep. You wouldn’t say so the way it is standing there, big and green on four tall legs, overlooking my kitchen. But this morning I dared him and fearlessly drove my grey trash can to the side of the road. He didn’t even flinch.
I walked back and forth again to collect the mail from my mailbox, there was an envelop with a sad cd in it with four men singing and a remark in the enclosed booklet saying “ each singer must take care that he makes no ornamentations when he sings the Lamentations, for otherwise their sorrowful character would be changed into one of too much joy.” It was raining. The birds could hardly fly against the wind.
I tried to take a photo of two small red cabages. I don’t really know what to do with those cabbages. They were part of my “vegetable bag”. I could eat them of course. But how? I can’t think of anything but red cabbage with apple and mash potatoes and I don’t like cabbage with apple. Or mashed potatoes. Still I’m pleased with the cabbages. These and the others.
I found the first red cabbages in a book about Craigie Horsfield. I bought the book just before I “moved” to Kolderveen. It was lost in a book sale, a big book with a circus horse on top. I couldn’t remember who he was, Craigie Horsfield, but the book was irresistable. Not only because of the beautiful photos of rhinos and red cabbages but also because of something I saw shimmering through the multitude of texts. In the introduction he writes: “As we read each of us experiences differently, we are within this, we place ourselves towards others, so that there is the story, here on the page, the story we bring as readers, and that which is between us: this complex of relation. We attend to this between, the story and ourselves, bring our experiences, our stories of our experience, recognise and in our recognising enter into our own lives. This is our engagement as audience, these tenacious, these “sticky” connections, the things we bring with us, understanding, enquiry, compassion perhaps...This is something which happens now between us. In this action is described art, and it could be said of a picture, an event, a gesture, a shadow; but it is in the between, and if this between fails there remains only separating detritus: information, document or witness, unrealised, inert, sterile matter. But this misleading is perhaps misleading as though it were space, distance, and separation, when it is rather place, our present being. This is how the world occurs, and not in parts but entire and presently, the way we happen.” (from “Introduction” door Craigie Horsefield in zijn boek Relation, p. 37). Later on, at the website of his English gallery, I read a summary of his work: “In Horsfield's work photographs form a small but significant part. Most of his recent photographs were made as part of collaborative social projects. As with much of his work, they are concerned with how we stand in relation to one to another, how relation, constantly in flux, determines community and how individuality is inextricably bound to relation, rather than alienation or separation. In his work, Horsfield integrates elements that are usually given over to politics, philosophy and ethics, so that art forms only one element among others in a complete thought process.” (http//www.frithstreetgallery.com/horsfield.html)
More about this later. Back to the red cabbages. Because there were more of them. And one was left.
I took a photo of the cabbage last week during my first walk around Kolderveen, at which “round” is a relative notion since all the roads here are dead straight and the walking routes form squares.
I like to research how things relate to each other. How a red cabbage can suddenly turn into a red thread. How everything is connected in a sometimes well-organised but more often coïncidental and possibly magical manner.
Of course I knew, but Craigie horsfield makes me realise again that for me making art is about how things relate to each other. Making art is about connecting myself, my work and the viewer. It is not about the “work of art” in the first place but it is about what happens between the work and the people involved.
By the way, the photo of “my” cabbages didn’t come out. I’ll eat them tonight.

11 maart 2008

The monster at night


keukenzicht/kitchen view

Monique B


Bewijs (Ik ben hier)/Proof (I'm here)
Met dank aan Lechaim/Thanks to Lechaim

6 maart 2008

Nog een boom/Another tree


De bomen staan in het laantje naar de kerk. In zag ze en moest denken aan een werk dat ik eerder maakte, getiteld prophesy. Ook daar was de link met het geloof aanwezig, de ronde vloer lag in de Sint Nicolaaskapel in Amsterdam en was onderdeel van een voormalig klooster. Prophesy. Een zwangere vrouw (Ingeborg die op het kantoor van KIK werkt en deze maand gaat bevallen? De kunstenaar in de ban van een nieuw project?) en een gevallen of knielend hert of ree (zie de blog van 3 maart). Het hert is doorgaans een aankondiging van iets nieuws, iets goeds (tenminste voor mij omdat ik in de stad altijd naar de natuur verlang). Ik zag drie reeën in het veld toen ik afgelopen zaterdag naar Kolderveen reed. "Ik ga de goede kant op" dacht ik.

(Hoe zat het ook al weer met de "stag" bij Beuys? Ga ik opzoeken.)

I found the trees in the lane leading to the Kolderveen church. They made me think about an installation I made a couple of years ago, titled prophesy. The link with religion or faith was present there as well, the round floor was lying in the Saint Nicholas Chapel in Amsterdam and was part of a former convent. Prophesy. A pregnant woman (Ingeborg who's working at the KIK office and is going to have another child this month? The artist involved in a new project?) and a fallen or kneeling deer (look at the blog on March 3). The deer is usually a good sign (at least for me, living in the city and always longing for nature). I saw three roedeer in the fields when I was driving to Kolderveen last Saturday. "I'm heading in the right direction" I thought.

(I remember the stag was an important symbol for Beuys, maybe I have to look into this.)

5 maart 2008




Kolderveen

Kolderveen. Hier woon ik. Drie maanden, niet langer, maar nu is nu en ik ben hier. Dit is Drenthe, het land is plat en het afgelopen weekend was de wind ongenadig. Gisteren sneeuw. Vandaag aardappels met winterpostelein, gekocht bij de biologische boer een paar huizen verderop.

Kolderveen. This is where I live. Three months, not more, but now is now and I am here. This is the province Drenthe, the land is flat and last weekend the wind showed no mercy. Yesterday it was snowing. Today I’m eating potatoes and purslane, bought at the small shop run by an organic farmer just a couple of houses down the street.

1 maart 2008

zwanen/swans


Zwanen en de kerk van Kolderveen/Swans and the Kolderveen church


Het laatste dat ik deed in Amsterdam/The last thing I did in Amsterdam